Kerkdiensten kort verklaard

Onderdelen kerkdienst

1)De kerkklok
De klok luidt. Hoort dat bij de Kerk? Ja. Ook bij de kerkdienst zelf? Jazeker! Op veel plaatsen wordt er nog voorgeluid, een uur voor de aanvang. Níet om je tot haasten te manen, maar tot gebed, een voorbereiding op de ontmoeting met God straks in de kerk. In oude psalmboekjes kun je daar nog gebeden voor aantreffen. Op veel plaatsen wordt ook de klok geluid als in de kerk het Onze Vader gebeden wordt. Thuisblijvers kunnen dan meebidden. Wat een mooie gedachte dat door de klok het hele dorp tot plaats van Gods aanwezigheid wordt waar iedereen tot gebed wordt uitgenodigd. Natuurlijk kennen we het klokgelui ook als uiting van vreugde bv. in de Paasnacht of in de Kerstnacht, of als er een prins of prinses is geboren. Of toen ons land bevrijd was. Ook van droefenis en rouw bv. bij een begrafenis. De kerkklok spreekt en bidt, juicht en huilt.

2)Vóór de dienst
Gods volk verzamelt zich, iedereen is welkom. De gelovige, de twijfelaar, de oudere, de jongere en de kleinste. Vroeger was het stil voor de dienst, innerlijk gebed of bladeren in het gezangboek, eerbied, eventueel orgelspel. Gesprekjes voerde je na afloop buiten de kerk. Tegenwoordig begroeten we elkaar, maken we een babbeltje, ongedwongen en we vergeten misschien nog even te bidden voor de dienst totdat het stil gebed wordt aangekondigd.

In de consistoriekamer vindt het Consistoriegebed plaats waarin de ouderling van dienst bidt om Gods zegen over de kerkgangers, medewerkers (organist, nevendienst) en de voorganger in het bijzonder.

De ouderling van dienst doet de mededelingen vóór het eerste lied. Behalve een eventuele afkondiging van overlijden: die komt bij de voorbeden. Ook steekt in Nieuwland de ouderling de paaskaars aan. In Ritthem doet een kind dat. Daarmee en met een eventuele tekst wordt de tegenwoordigheid van de Heer zelf benadrukt. Voordat de voorganger zijn eerste woorden zal spreken krijgt deze een handdruk met een zegenwens van de ouderling van dienst: het leiden van de dienst wordt haar/hem toevertrouwd. Na de zegen wordt opnieuw door een handdruk de voorganger bedankt en is zijn/haar taak in de dienst afgerond.

3)Aanvang van de dienst
Vaak zal de voorganger als eerste lied een psalm kiezen. Dat kan de psalm van de zondag zijn volgens een rooster te vinden in het Dienstboek van de Kerk, soms een andere psalm die bij het thema van de dienst past. Het liedboek heeft een categorie aanvangsliederen waaruit ook wel gekozen wordt. Voorgangers zullen vaak zoveel mogelijk proberen de psalmen en liederen die zij kiezen aan te laten sluiten bij het thema van de dienst of bij de specifieke plek in de orde van dienst. Dat eerste lied wordt staande gezongen wat onze eerbied voor God wil uitdrukken, maar bovendien zingt dat beter dan zittend. Nu volgt -terwijl de gemeente staat- Votum (In de Naam van …)  of Bemoediging (Onze Hulp…) en Groet. In het votum roept de voorganger Gods Naam -dat is zijn aanwezigheid- uit over de dienst. Een proclamatie. Dit wordt gelijk gevolgd door zijn/haar groet: de voorganger groet de aanwezigen op plechtige wijze. Hij heft daarbij als groetgebaar één hand op, een “hallo allemaal”, maar zo familiair zegt hij dat niet. Vaak wordt een tekst van de apostel Paulus gebruikt om te groeten. Het is dus geen zegen-gebaar, ook geen zegen-spreuk. Dat komt aan het eind van de dienst. Soms volgt nu een kort schuldbelijdenisgebed oftewel drempelgebed. Vaak met deze woorden: Heer, vergeef ons al wat wij misdeden en laat ons weer in vrede leven. Amen. Of in andere woorden. Op de drempel van het heiligdom bidden we om rein verder te kunnen gaan. En er kan nog een vrijspraak of genadeverkondiging (absolutie) volgen.

4)Aanvang van de dienst II
Nadat de voorganger de gemeente op plechtige manier gegroet heeft en Gods Naam over ons samenzijn heeft uitgeroepen wordt er weer gezongen. Vervolgverzen van de eerste psalm of een heel ander lied. De voorganger heeft hierna een keuze gemaakt: Hij volgt nu tot aan het gebed om de Heilige Geest een meer reformatorische lijn óf een andere meer oud-kerkelijke/oecumenische.

De ene lijn bevat een Schuldbelijdenisgebed en een Genadeverkondiging met daarvoor of daarna de Wet des Heren (10 Geboden) of en een andere verwoording van Gods gebod met passende liederen daartussen. In de tien geboden of andere leefregels wordt ons voorgehouden hoe we ons leven behoren te leven als goede gelovigen. Worden die vooraf gelezen dan dienen ze voor zelfonderzoek: heb ik eraan voldaan? Worden ze achteraf gelezen dan dienen ze als oproep om voortaan op die goede wijze te leven.

De andere lijn bevat een Kyrië-gebed of gebed om Ontferming vanwege de nood in de wereld en onze eigen nood en een Gloria-lied  “want Zijn barmhartigheid kent geen einde”. De schuldbelijdenis is dan vaak direct na votum en groet uitgesproken (drempelgebed) of vervalt. In onze kerken wordt wat vaker gekozen voor de tweede lijn, die we ook zullen herkennen als we eens in een Lutherse, Katholieke of Anglicaanse kerk zijn Ze stamt al uit de eerste eeuwen van de Kerk.

5)Aanvang van de dienst III
Waarom schuld belijden aan het begin en niet later in de dienst? We willen God ontmoeten. Hij is groot en heilig, wij klein en onrein door dat we steeds weer de fout ingaan. Voor we Hem echt kunnen ontmoeten is het goed om te erkennen dat we er niets van bakken, dus onze schulden te erkennen en benoemen, en zijn genade af te smeken en te ontvangen. Dan durven we verder te gaan en hebben we wat te vieren!

Het kyrië-gebed is een roep vanuit de diepte, vanuit de nood: Heer, ontferm U. Zoals in de psalm: Uit diepten van ellende roep ik tot U, o Heer. Van ouds wordt drie maal geroepen:  Heer ontferm U, Christus ontferm U, Heer ontferm U! Of soms: drie maal drie (is negen). Drie is in de Kerk een heilig getal! Denk aan Vader, Zoon en Heilige Geest, de drie-enige God. In elk van de drie gebeden kiest de voorganger (uit de vele mogelijkheden) een bepaalde actuele nood om aan God voor te leggen. Het is een schreeuw, een noodkreet. Uitgebreide voorbede volgt later in de dienst. Doel is om met de noodkreet van het Kyrië in ons hart ruimte te maken voor God, daarom kunnen we daarna Hem prijzen met ons loflied, “want zijn barmhartigheid kent geen einde”. Die lofzang vervalt echter in de “paarse tijd”, de tijd van bezinning en boete voorafgaand aan kerst en Pasen.

6)Dienst van het Woord I
Er is een goed begin gemaakt aan de eredienst: er is schuld beleden, genade verkondigd, de nood is geklaagd (Kyrië) en Gods lof gezongen (Gloria). Nu kan het Woord klinken, nu kan God zelf aan het woord komen. Dat begint met een gebed: Gebed om de Heilige Geest, Gebed om de opening van het Woord /de Schriften of het Gebed van de Zondag. Gods Geest wordt gevraagd om zijn hulp bij het begrijpen. Opdat we zullen verstaan wat we horen zoals de Kamerling uit Ethiopië tot begrip kwam door de uitleg van Filippus. Dit gebed wordt bewust nog met de kinderen erbij gebeden want ook voor hen zal de Schrift geopend worden als ze in de consistorie bij elkaar komen. Als de kinderen vertrokken zijn volgt de eerste Lezing.

Er kunnen drie lezingen uit de Bijbel gedaan worden De gebruikelijke volgorde is dan: 1. Lezing uit het Oude (of Eerste) Testament, 2. Lezing uit het Nieuwe (of Tweede) Testament (Handelingen, Brieven, Openbaring), 3. Lezing uit het “Heilig Evangelie”: uit Mattheüs, Markus, Lukas of Johannes. De derde lezing uit het Evangelie wordt dan als de belangrijkste beschouwd, want daarin wordt ons de Heer, de Messias, Christus verkondigd. In veel kerken wordt bij die lezing gestaan uit eerbied voor Christus.  Vaak kiest een voorganger twee of soms voor één lezing. Het verdient de voorkeur dat er minstens uit het Evangelie gelezen wordt. De Kerk (PKN) geeft het oecumenisch leesrooster en het Lutherse leesrooster als leidraden, maar een voorganger is niet verplicht dat te volgen. Soms wijkt het nevendienstrooster af en wordt dat gevolgd. Volgende keer iets over de liederen die om de lezingen heen gezongen worden.

7)dienst van het Woord II

Rondom de lezingen kan worden gezongen. Vlak voor het gebed voor de opening van de Schriften een bijpassend lied of een lied als gezongen gebed. Het liedboek biedt tal van mogelijkheden. Bij de liedkeuze kan de voorganger uitgaan van A. de tekst van de Bijbelgedeelten en daarbij passende coupletten kiezen, dat gebeurt vaak. Óf B. van de liturgische plek in de dienst. Als de voorganger kiest voor B dan wordt er na de lezing uit het Oude Testament een psalm -graduale of antwoordpsalm- gezongen. Daar is ook weer een rooster voor dat bij de bepaalde zondag hoort. Vóór de lezing van het Evangelie komt dan een Halleluja, behalve in de paarse tijd voor Pasen en kerst. En ná het Evangelie een korte lofzang of acclamatie op de Heer bv. “U komt de lof toe…”. Mogelijkheid B heeft wortels in de eerste eeuwen van de Kerk. En dan volgt de preek. Als de voorganger nog niet op de preekstoel staat gaat zij/hij er nu heen. De reden is praktisch: goed zichtbaar en hoorbaar zijn. Voor dat laatste dient het klankbord, al is dat nu niet meer zo nodig,

8)Dienst van het Woord III
De preek. Waarom eigenlijk elke week weer een preek? Die vraag kun je je terecht stellen, want het voornaamste: de Lezing uit het Heilig Evangelie is dan al geweest. Het WOORD, Christus onze Heer is daarmee tegenwoordig gesteld. Toch hebben we behoefte aan enige uitleg, zodat we het beter gaan begrijpen, zoals de Emmaüsgangers na de Opstanding door Jezus zelf de Schrift verklaard kregen. De Schrift moet verklaard worden, maar ook willen we graag weten hoe we daar in het heden vanuit mogen leven. Het is fijn als het Woord ook “handen en voeten” krijgt, iets kan betekenen voor het leven van alledag.

Dat is een pittige opdracht voor de prediker van nu. Zij/hij heeft wel het één en ander aan woordenboeken, vertalingen, Bijbelcommentaren e.d. tot de beschikking en zal zeker beginnen met zelf te bidden en mediteren over de Bijbelgedeelten. Luisteren naar wat de Geest tot de gemeente te zeggen heeft. Wikken en wegen en wachten op de ingevingen. Trek er maar een uurtje of twaalf (of meer) voor uit voor het hele proces van voorbereiding, preek schrijven, orde van dienst maken, bijpassende liederen zoeken, gebeden schrijven. Bij ons in huis is het een hele opluchting als het AMEN geschreven is. En op de preekstoel geldt dat als het AMEN heeft geklonken de Heilige Geest het overneemt en de toehoorder doet aannemen wat voor hem/haar geklonken heeft.

9)Dienst van het Antwoord
Na de preek is vaak het “woord”enkele minuten aan de organist. Hij heeft de vrijheid om een passende reactie te geven, een improvisatie of een muziekstuk of lied. De organist is ook een soort voorganger. Hij gaat ons voor in het vieren door het spel voor de dienst, de begeleiding van ons zingen, het spel na de preek en onder de collecte. Ook hij of zij besteed tijd aan een secure voorbereiding en de keuze van de registratie en harmonisatie.

Hierna volgt een lied dat meestal aansluit op het thema van de preek of als opmaat voor de Dienst der Gebeden. Een eventuele afkondiging van overlijden vindt hier plaats met soms een lied op verzoek van de familie of het lied “Niemand leeft voor zichzelf” naar Romeinen 14:7-8. In de gebeden wordt o.a. gebeden voor de rouwenden. Voorbedeverzoeken kunnen altijd via scriba of kerkenraadslid worden doorgegeven of in de hal opgeschreven worden. De gebeden worden na stil persoonlijk gebed besloten met een samen hardop uitgesproken Onze Vader. Bij ons antwoord hoort ook onze gift in de collecte voor de kerk (alle kosten, ook gebouw en predikant) en de diaconie (allerlei hulpverlening). Na ons slotlied ontvangen we de ZEGEN. De voorganger legt ons in één groot gebaar de handen op en zegent ons namens God, de Heer. Er zijn mensen voor wie dit het belangrijkste moment van de dienst is: het opnieuw weten dat God je niet in de steek zal laten, wat er ook mag gebeuren. Dat is zijn belofte.

Elizabeth de Haan-Roelse, 5 september 2019