De lotgevallen van dominee Kan (1)

Waarom de boeren ’s middags naar de kerk kwamen

Arnold Izaäk Kan

Onder de titel ‘Herinneringen uit den Ouden en Nieuweren Tijd’ schreef dominee Arnold Izaäk Kan (Groningen 16 februari 1835 – Assen 21 november 1914) over gebeurtenissen tijdens zijn predikantschap. Hij publiceerde zijn memoires in de Velpsche Kerkbode. Omdat hij in Nieuwland heeft gestaan kijkt hij vaak terug op zijn lotgevallen in het dorp en wijde omgeving. Kan geeft daarin een boeiende kijk op de Zeeuwse samenleving.

Ik vond kopieën van de nummers 7 tot en met 17 en nummer 19 onlangs terug in mijn archief. Die zijn gepubliceerd in 1909 en 1910. Hoe ik aan de afdrukken kwam weet ik niet meer. Mocht iemand de ontbrekende nummers bezitten dan zou ik die graag in willen zien.

Kan deed april 1862 intrede in Nieuwland, zijn eerste gemeente. Hij bleef hier tot 30 januari 1870. Wat de predikant schrijft is interessant voor mensen die interesse hebben in de kerkelijke en sociale geschiedenis van onze leefomgeving. Reden genoeg voor een serie verhaaltjes in dit blad over de memoires van dominee Kan. Ik ben wel zo vrij om de nieuwe spelling te gebruiken. Bovendien knip ik lange zinnen van hem in stukjes.

De in 1882 afgebroken kerk waarin dominee Kan preekte

De predikant blikt in nummer 7 van zijn artikelenserie terug op zijn komst naar het dorp. Daarbij komt de sociaaleconomische kloof tussen boeren en arbeiders ter sprake. ,,Zo ging ik dan ter bestemder tijd naar Zeeland op reis. Ik moest immers preken te Nieuw- en Sint Joosland. Dat ligt op een half uur afstand van Middelburg. ’t Was een aardig dorpje. Mijn ambtgenoten op Walcheren noemden het: het neusje van de zalm.

Lief en rustig lagen daar de kleine woningen, omzoomd door de grotere boerenhofsteden. In het midden stak het Kerktorentje zijn kopje uit boven huizen en bomen als om er op te wijzen of eraan te herinneren waar het hart der gemeente klopte. (….) Tweemaal zou ik er ’s zondags optreden, namelijk ’s morgens en in de namiddag. Voor een kandidaat geen kleine zaak. (…)

’s Morgens kwamen van de grootste hofsteden de dienstbodes en knechten ter kerke en ’s middags de boeren en boerinnen. Dat waren naar men zegt de mensen die iets in de melk te brokken hadden en de lakens uitdeelden.

Toen ik eens een knecht vroeg waarom de boeren en boerinnen ’s middags kwamen zei hij dat dan de knechten en meiden weg waren. Dan konden de bazen en bazinnen (dat waren hun titels) op hun gemak koffie drinken en koekjes eten zonder dat de dienstboden het zagen. Het was voor mij een ontdekking dit te vernemen”, schrijft de predikant. De uitleg van de knecht roept vragen op. Waar dronk men koffie? Waarom moest dat ongezien gebeuren? Misschien dat een oudere lezer hier mij hier meer over kan vertellen!

Volgende keer: benauwde ogenblikken in de Roode Leeuw

W.P.S.


Reacties plaatsen is niet mogelijk.